In 1892 was er een groot feest bij de familie Bruekers. Boer en tapper Jacobus Bruekers en zijn echtgenote Truke Verscharen in Strateris vierden hun 40-jarige bruiloft. Bij die gelegenheid werd een vele coupletten lang feestgedicht opgedragen. In het familiegeheugen bleef slechts één klein fragment bewaard: “Drie dragen er de nonnenkap. Twee dragen het Franciscuskoord. Uit één stamt de familie voort”.
Het gezin Bruekers-Verscharen telde tien kinderen. Enkelen overleden op zeer jonge leeftijd, anderen bleven na hun huwelijk kinderloos. Maar liefst drie dochters werden zuster in een Franciscanessenklooster en twee zonen werden Franciscaner pater. Die godsvrucht was niet bevorderlijk voor het voortbestaan van het geslacht Bruekers. Oudste zoon Godefridus (1855-1932) trouwde de Belgische Antonia Feijen en zorgde als enige in de familie voor nakomelingen. Op hém slaat dus de versregel “Uit één stamt de familie voort”. Godefridus werd in de volksmond “Friedje van Breukske” genoemd vanwege zijn opvallend geringe lichaamslengte. Een euvel dat door latere generaties ruimschoots gecompenseerd wordt. Aan “Friedje” Bruekers dankte Nederweert de zegswijze: “De Friedjes hebbe de krotte auch oeët”. Een uitdrukking die werd gebruikt wanneer iets dat eigenlijk niemand meer verwacht, toch gebeurt. Een familietrek van de “Friedjes” was namelijk dat ze meer liefde voor techniek, antiek en handel hadden dan voor het binnenhalen van de oogst.
Broers van Godefridus waren Jean (geboren in 1868) en Piet (1870). Ondanks het leeftijdsverschil trokken ze op als tweelingbroers. Ze volgden het gymnasium in Venray, waar beiden studeerden op een eeuwenoude familiestudiebeurs. In 1890 werden ze novice in het klooster van Alverna, gevolgd door hun gelijktijdige priesterwijding in 1897. Als priester kregen zij de namen van twee middeleeuwse bisschoppen van Maastricht. Jean werd Monulphus en Piet ging Gondulphus heten. De laatste werd door zijn medepaters aangesproken met “Gonduffelkus”; in familiekring sprak men hen gewoon aan met Pater Jean en Pater Piet.
Na hun wijding scheidden de wegen van de ‘tweeling’. Gondulphus verbleef in de kloosters van Megen, Venray, Maastricht, Sittard en Roggel. In 1951 kreeg hij een beroerte en verhuisde naar het patersklooster op de Biest in Weert. Daar stierf hij in 1958 op negentigjarige leeftijd. Hij was op dat moment de oudste pater Minderbroeder in Nederland.
Monulphus werd pastoor van Woudrichem en kapelaan van Gorcum. Dat was geen gemakkelijke opgave in een hoofdzakelijk calvinistisch gebied. Hij moest 80 katholieken “verzorgen”, verspreid over 15 parochies gelegen langs de oevers van de Merwede. Een roeiboot was zijn vervoermiddel. Als de rivier dichtgevroren was, zoals in 1929, duurde het drie uur om van Woudrichem naar Gorcum te geraken. Pater Monulphus overleed in 1935. In 1923 schonk hij aan zijn pasgeboren naamgenoot Jean Bruekers een koppel kropstaartduiven en een duiventil. Die til droeg het toepasselijke latijnse opschrift “Suum Cuique”, dat “ieder het zijne” betekent. Dat motto gold ook voor de beide paters: verbonden, maar toch ieder hun eigen weg.
Website: Nederweerts Verleden | Twitter @SGNederweert | © Nederweerts Verleden
Er zijn nog geen reacties geplaatst