Met minstens drie lagen kleding ligt de man onderuitgezakt tegen een muur in een winkelstraat. Een troosteloos bakje dat ooit dienst deed als beheerder van een rauwkostsalade, vormt nu zijn grootste bron van inkomsten.
Sporadisch gooit passerend winkelend publiek kleingeld in het bakje. Echter zal het Johma-bakje nooit vol genoeg raken. Het bakje zorgt nooit voor een dakje op een huis genaamd thuis. De straat is namelijk het enige thuis dat de man kent. Het gevoel van een verwarming, veranda en voordeur is hij allang vergeten. De straatklinkers vergezellen hem al een eeuwigheid, zo lijkt het.
De dagen brengt hij eenzaam tussen de mensen door. Urenlang zit hij tussen de winkels. Te piekeren over wat te doen. Te prakkeseren over hoe nu verder. Hoe hij de dag met enige opbrengst kan afsluiten. Hij is het gewend om minachtend aangekeken te worden nadat hij schoorvoetend om een dubbeltje vraagt. Geld krijgt hij nauwelijks, vaak hoort hij ‘dat hij er toch alleen maar drugs van koopt’. Steeds vaker realiseert hij zich dat het vieze etiket ‘zwerver’ op zijn hoofd staat geschreven. Datzelfde etiket gaat in de publieke opinie gepaard met alcohol, criminaliteit en mislukking. Een zwerver is namelijk iemand die gefaald heeft in het maken van keuzes en daardoor alle sociale vangnetten heeft afgeslagen vindt men, hetgeen overblijft is een miserabel hoopje ellende met een saladebakje voor z’n neus.
In de namiddag zien de zaken er somber uit; de teller staat pas op 1,76 euro, terwijl er minstens 3,50 euro nodig is voor een bed in de opvang. Eten is tot die tijd uit den boze. Het is het dagelijkse zorgenpakket waar hij mee dealt. Een dagelijkse strooptocht naar voldoende eten en drinken. Op lucratieve dagen een bed en een deken, op mindere dagen een klinkers en een krant.
Er zijn nog geen reacties geplaatst