In de namiddag van 11 februari 1592 werd de kerktoren van Nederweert getroffen door blikseminslag. Door de brand die ontstond werden toren en kerkgebouw totaal verwoest. Het rampzalige onweer (notabene op een winterse dag) leidde tot het vermoeden dat er buitenaardse krachten in het spel waren geweest. Het geloof in hekserij was in die jaren nog diepgeworteld.
Nog in diezelfde maand kwam het tot de arrestatie van de van hekserij verdachte Jenneken inde Camer uit Soerendonk. Zij werd in verband gebracht met de kerkbrand en moest zich verantwoorden voor haar toverkunsten. Het kwam niet tot een vervolging. In 1595 werd zij opnieuw aangehouden, nu samen met Margriet Brijcken en haar dochter Heijlken Brijcken. De drie dames werden gevangen gezet in kasteel Cranendonck te Maarheeze. De twaalfjarige Heijlken werd uitgekleed tot op haar hemd en werd gepijnigd met slagen van de roede boven op haar knieën en dijen. Zij schreeuwde het uit van de pijn en zwoer dat ze de waarheid zou spreken. Heijlken bekende samen met haar moeder en Jenneken inde Camer deel te hebben genomen aan heksensabbats in Budel, Hamont en Leende. Heijlken had daar op verschillende locaties seks gehad met de duivel en werd daarna steeds vliegend door de lucht naar huis gebracht. Moeder had haar dochter gebedjes geleerd om beesten te doen sterven en gewassen te bederven. Zij had die op haar beurt weer geleerd van Jenneken. Tijdens een dans had ze geleerd hoe zij onweer kon opwekken. Dat kunstje bestond eruit dat zij een kuiltje groef, daarin een soort zalf deed en vervolgens zand uit het kuiltje in de lucht wierp. Het resultaat was een hels onweer.
Gewapend met die opgedane kennis waren de verdachte vrouwen te paard naar Nederweert gereden. Ze zaten achterop bij de duivel, die getooid was met een hoed met zwarte veer. Op een veld was een groot aantal heksen bij elkaar gekomen voor een heksensabbat. Daar werd gedanst en alle heksen hadden seks met de duivel. Als apotheose zorgden ze voor een groot onweer waardoor de kerktoren van Nederweert in vuur en vlam zou zijn gezet. Bij een huiszoeking werd de toverpot met grauwwitte zalf teruggevonden. Op 5 juli 1595 werden de drie vrouwen naar een torenkamer van kasteel Cranendonck gebracht voor het galgenmaal. Zij kregen tijdens hun laatste nacht geestelijke bijstand van een pater Minderbroeder van de Biest in Weert. De laatste uren waren heel bijzonder. Heijlken trok haar rok omhoog tot boven haar middel (‘voor en achter’, zo schrijft de minutieuze notulist, ‘en zij liet alles zien wat God haar gegeven had. Het was van zulk een schunnigheid dat het schande was’. Op 6 juli werd het doodvonnis uitgesproken. Nog diezelfde dag werden Jenneken, Margriet en Heijlken op de brandstapel geëxecuteerd en werden hun lichamen verteerd door vuur en vlam. In Nederweert begon men zich op te maken voor de herbouw van de verwoeste kerk.
Er zijn nog geen reacties geplaatst