In het jaarverslag van de St. Lambertusparochie is te lezen dat het aantal dopen, huwelijken en uitvaarten elk jaar afneemt. In 2015 werd nog maar één kerkelijk huwelijk voltrokken. De tijd van overvolle kerken ligt, met uitzondering van kerstmis, ver achter ons. Dat was vroeger wel anders, toen de toewijzing van de zitplaatsen zelfs was gebaseerd op een stelsel van voorrangsregels.
De toekenning van de zitplaatsen in de kerk was aan strenge regels gebonden en werd uitgevoerd volgens hiërarchische gedachten. De voornaamste plaatsen waren aan de noord- of evangeliezijde van de kerk, in Nederweert de ‘manslui-jkantj’ genaamd. De voorste bank, gezien vanaf het priesterkoor, was gereserveerd voor de kerkmeesters, dat waren de leden van het kerkbestuur. De tweede bank was bestemd voor de armenmeesters, die het bestuur van de armenzorg (St. Vincentiusvereniging) vormden. In de derde bank zetelden de onderwijzers van de lagere scholen; die waren weer een stuk lager in rang vergeleken met de kerk- en armenmeesters. Daarachter volgden de te verpachten banken. Elk jaar werden die zitplaatsen publiekelijk geveild door het kerkbestuur. Het moge duidelijk zijn dat de meest kapitaalkrachtigen zich de beste, dus meest vooraan gesitueerde, banken konden permitteren. Er werd vaak stevig tegen elkaar opgeboden en voor veel families was het een erezaak. De pachtbanken waren naar verhouding luxe ingericht; ze hadden een klapdeurtje, een rekje voor het kerkboek en een opklapbaar kussen. Achter de verpachte banken volgden de vrije banken tot achter in de kerk. Die waren gratis en voor het gewone volk bestemd. Ze hadden slechts een knoestige eiken plank om op te knielen.
De voorste kerkbank aan de zuid- of epistelzijde (in Nederweert de ‘vrullie-kantj’ genaamd) was gereserveerd voor de dienstmaagden van de pastoor en de drie kapelaans. Als bijvoorbeeld de huishoudster van een van de kapelaans eerder in de kerk arriveerde dan die van de pastoor, dan moest zij een plekje naar rechts schuiven omdat de pastoor een hogere rang had dan de kapelaan. Ook de drie kapelaans hadden hun eigen pikorde, en dat gold dus ook voor hun dienstmaagden. De volgende tien banken waren bedoeld voor de zusters Franciscanessen uit de Schoolstraat. ’s Zondags voor de hoogmis kwam een lange stoet zusters vanuit het klooster via een tuinpad over de begraafplaats, ging via de sacristie de kerk in om vervolgens de voor hen gereserveerde banken in te nemen. Na de mis ging het weer dezelfde weg terug. In het centrale brede middengebied tussen de banken stonden tientallen klapstoeltjes die ook voor het gewone ‘kerkvolk’ waren bestemd. Om bij de preek te kunnen wisselen van knielen naar zitten moesten die stoeltjes omgekeerd worden. Op de hardstenen vloer gaf dat dan een ratelgeluid dat leek op een mitrailleursalvo. Onder het oksaal en in het torenportaal waren de staanplaatsen. Daar stond de boerenjeugd maar vooral ook degenen die zich na afloop van de mis als eersten van een kaarttafel in de nabijgelegen café’s wilden verzekeren.
Alfons Bruekers
1 Reactie
Maar goed dat de katholieke kerk door zijn gedrag , zich zelf zachtjes en zeker opheft .