‘Eerst Rome zien en dan sterven’, luidt het gezegde. Maar toen in 1911 Laurentius Driesser (‘Krugten Lins’) uit Leveroy honderd jaar werd, was zijn hartewens een stuk bescheidener. Hij wilde voor éénmaal in zijn leven een trein zien, ‘want ich wil auch waal ins zeen wie det geit zoonger paerd’. Zijn wens ging in vervulling en per sjees werd hij naar station Kelpen gereden. Minder dan een half jaar na dato was Lins dood en begraven.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) wisselde Nederweert vele malen van Spaanse en Staatse (Hollandse) bezettingsmacht en vice versa. Bij de belegering in 1601 van het door Spaanse muiters bezette Weert, had prins Maurits van Oranje zijn hoofdkwartier in Nederweert ingericht. In zijn gevolg was ook de secretaris, die hem vergezelde en verslag deed van alle gebeurtenissen. Die secretaris heette Anthonius Duijck. Jaren later, in 1621, werd Duijck benoemd tot Raadspensionaris van Holland (een ambt dat enigszins vergelijkbaar is met dat van de huidige Minister van Buitenlandse Zaken). In die hoedanigheid was hij de opvolger van de veel bekendere Johan van Oldenbarneveldt (vooral bekend omdat die op het Binnenhof letterlijk een kopje kleiner werd gemaakt). Maar nu terug naar 1601. In zijn dagboek wijdde Duijck enkele zinnen aan Nederweert. Het viel hem op dat in Nederweert, dat hij een groot dorp vond, zoveel grijsaards van ‘meer dan 100 jaar’ aantrof. Hij schreef dat toe aan het gezonde plattelandsleven. De tekst van Duijck is – hoe summier ook – een van de oudste beschrijvingen van de Nederweertenaren. Maar klopt zijn impressie over de zeer hoge leeftijd van de inwoners? Hoewel hij weinig zal hebben omschreven dat zijn broodheer onwelgevallig was, houdt men hem over het algemeen voor een zeer betrouwbare kroniekeur.
Hoe oud onze verre voorouders precies werden, is onduidelijk. In de kerkelijke bevolkingsadministratie is de vermelding van de overlijdens het meest summier. De leeftijd van de overledene werd pas vanaf het einde van de achttiende eeuw door de pastoors genoteerd. Bij een zeldzaamheid als een tachtigjarige (zo iemand noemde men in het latijn octogenarius), werd aantekening gemaakt van de relatief hoge ouderdom. Wat natuurlijk wél vast staat is dat de sociale hygiëne en gezondheidszorg nog onderontwikkeld waren en dus hun weerslag hadden op de gemiddelde levensverwachting. Bewijzen voor de hoge ouderdom van de Nederweertenaren ontbreken, want ook van een bevolkingsregister was in die tijd nog geen sprake. Toevallig is uit 1601 wel een getuigenis bewaard gebleven, waarin enkele oude inwoners van Nederweert voor het gemeentebestuur een verklaring afleggen over iets wat zich in hun jeugd had afgespeeld. Tot de getuigen behoorden de 88-jarige Gubbel Bijlmekers en de maar liefst 96-jarige Thonis Geraets, voor die tijd uitzonderlijk oude inwoners. En ook al waren Gubbel en Thonis dan nog geen 100 jaar, wellicht waren zij het wel, die in dat bewuste jaar 1601 als oude grijze mannen oog in oog hebben gestaan met prins Maurits en zijn dagboekschrijver Duijck.
Alfons Bruekers
2 Reacties
Hallo Alfons,
Altijd leuk om te lezen! Bedankt!
hoi Floor,
bedankt voor je reactie. ‘Fanmail’ is altijd leuk om te krijgen 🙂