Zelden is het contrast tussen Weert en Nederweert groter dan in het carnavalsseizoen. Want de Nederweertenaren danken hun oeroude bijnaam Pinmaekers (vanwege de ‘uitvinding’ van de kalender) aan hun vermeende slimheid. De Weerter Rogstaekers worden door middel van hun geuzennaam echter pijnlijk herinnerd aan hun domheid. Zij zagen immers in hun argeloosheid een van de viskar gevallen rog aan voor een gevaarlijke duivel.
De voormalige buurtschap Rosveld, pal op de gemeentegrens van Weert en Nederweert, dankt het eerste deel van haar naam aan het oud-germaanse begrip hros dat rietzoom zou betekenen. In de archieven wordt de naam consequent als Rosvelt en Rosveld gespeld. Gedurende enkele decennia vanaf het tweede kwart van de 18e eeuw tot in het prille begin van de 19e eeuw werd echter in de notariële en kerkelijke documenten de schrijfwijze Rochveldt, Roghsvelt en Roghsfeltgebezigd. Dat waren geen incidentele verschrijvingen. Waarschijnlijk hebben 18e-eeuwse plaatselijke schrijvers het verhaal van de Rogstaekers vervlochten met (hun) interpretatie van de herkomst van de naam Rosveld. De overlevering is op de loop gegaan met het woord ros en heeft er rog van gemaakt. Zodoende kunnen we er een echo in zien van een oude volksmondvariant van de Rogstaekerslegende, die Rosveld tot plaats van handeling maakte. Dat was ook bekend bij de Weerter kunstenaar Henri Schaeken. Hij vervaardigde in 1879 een serie van 12 aquarellen met de Rogstaekerslegende als onderwerp. Op één ervan gebruikte hij de St. Petrusmolen van Rosveld als decor voor de plaats van handeling. Te zien is een landelijk tafereeltje met een standaardwindmolen en een kerktoren. Een wegwijzerbord (met daarop duidelijk ‘Weert’ en ‘Nederweert’ leesbaar) bevestigt dat het grensgehucht Rosveld als plaats van handeling diende.
Enkele andere details op de aquarel van Schaeken komen verrassend goed overeen met de werkelijkheid. De kerktoren in de verte heeft dezelfde hoektorentjes en een lage spits zoals de middeleeuwse St. Lambertustoren van Nederweert vóór 1900 had. Ook de St. Petrusmolen van Rosveld (gebouwd omstreeks 1550 en afgebroken in 1920) is herkenbaar, met als meest opvallende gelijkenis de gesloten molenvoet. Tenslotte correspondeert ook de onderlinge positionering van molen, kerktoren en doorgaande weg met de werkelijke situatie van vóór de aanleg van industrieterrein Kampershoek. Het is alleszins duidelijk dat Schaeken, zonder de plaats van handeling expliciet te noemen, heel doelbewust Rosveld heeft gekozen als situering van de legende. Was Schaeken op de hoogte van de plaatselijke overlevering die Rosveld en Rogstaekers met elkaar combineerde en zo het grensgehucht tot de crime scene van de legende maakte? Bij gebrek aan bronnen is dit niet met zekerheid te zeggen. Feit is wel dat Schaeken’s aquarel en de daaraan voorafgaande oude archiefvermeldingen uit Nederweert in die richting wijzen. Er kan dus bijna geen sprake van toeval zijn. Er is genoeg aanleiding om te geloven dat in de 18e en 19e eeuw een lokale traditie heeft bestaan die de legende van de Rogstaekers in het Nederweerter Rosveld situeerde. Laat ze dat in Weert maar niet horen!
Alfons Bruekers
Er zijn nog geen reacties geplaatst