Al in de middeleeuwen had Nederweert haar oorspronkelijke naam, Merefelt, ingeleverd voor Weert van den Nedersten Eijnde. Daarmee werd die naam tot een administratieve nevenschikking van Weert gedegradeerd. Ook al had Nederweert vanaf ca. 1395 in etappes een onafhankelijke bestuurlijke en financiële positie ten opzichte van (Over-)Weert gekregen, de relatie met de grote buur bleef er een van haat en liefde.
Zo werd Nederweert in 1547 belegerd door een opgewonden legermacht van Weerter schutters. En in 1566 poogde de gravin van Horne om de reformatie van Weert naar Nederweert te exporteren. Beide campagnes mislukten jammerlijk en versterkten de animositeit en het gevoel van autonomie bij haar onderdanen van den Nedersten Eijnde. Het verschil in naamgeving tussen (Over-)Weert en Nederweert leidde soms tot misverstanden. Zoals in het Algemeen Aardrijkskundig Woordenboek van 1821. Daarin werd gesuggereerd dat er zowel een stad Weert als een gelijknamig dorp Weert bestonden, waarbij het dorp (Nederweert) zelfs 50 inwoners méér dan het eigenlijke Weert zou tellen. Dat zal ongetwijfeld pijn hebben gedaan bij de Weertenaren. Net als een ander eeuwenoud conflictthema. Dat was het gebruik van het heide- en moerasgebied van de Peel, en met name het steken van turf. Daar ging een lange geschiedenis aan vooraf. Nadat in de late middeleeuwen vrijwel het hele bosareaal van het Land van Weert aan roofbouw ten onder was gegaan, ontdekte men de turf als goedkope en overvloedige bron van brandstof. In 1482 liet graaf Jacob II van Horne als Heer van Weert en Nederweert het gebruiksrecht van de ‘gemene gronden’ vastleggen in een privilege. Daarbij werd de benutting van de heide en de Pelen toegewezen aan de inwoners van Weert en Nederweert gezámenlijk.
Naarmate de bevolking groeide en de peelvelden slonken, leidde ook hier de schaarste van natuurlijke hulpbronnen tot oplaaiende conflicten. Regelmatig bestreden de Weertenaren en Nederweertenaren elkaars gebruiksrechten. In de zomer van 1745 kwam het zelfs tot een gewapend conflict. Met veel bravoure, wapengekletter en geschreeuw annexeerden de Weerter schutterijen de Nederweerter gemene gronden van de Laerder Heijde. Het bleek tevergeefs, maar de toon was weer gezet. Turfstekers waren soms toch wel echte onruststokers. Tot ver in de negentiende eeuw sleepte dit dossier voort. In 1860 kwam het voor de zoveelste keer tot een conflict. Enkele Weertenaren die door de marechaussee tijdens het turfsteken op Nederweerter grond waren gearresteerd, werden door de rechtbank vrijgesproken. De gemeente Weert kon namelijk aantonen dat alle Peelvelden sinds mensenheugenis gemeenschappelijk gebruikt mochten worden. In de gemeenteraadsvergadering van 22 september 1860 besloot het gemeentebestuur van Nederweert echter tot een tegenoffensief tegen het Weerter bestuur. Dat bleek onhaalbaar en in 1864 besloten de beide gemeentebesturen daarom maar om een eind te maken aan het eeuwenlange gedoe. Er kwam een gemeenschappelijke regeling waarin de wederzijdse gebruiksrechten van de Peel werden bevestigd. De conflicten die bijna 400 jaar als een veenbrand hadden voortgewoekerd, doofden uit en de vredespijp van de Weerter en Nederweerter turfstekers werd in 1864 definitief aangestoken.
Alfons Bruekers
Dit artikel is een voorproefje uit het in maart 2019 te verschijnen boek ‘Weert, Parel van de Heide’. Deze uitgave van de in 2019 jubilerende ‘Aldenborgh’ beschrijft de geschiedenis van Weert in de negentiende eeuw. Intekenen met korting kan tot 1 februari via www.dealdenborgh.nl. Van harte aanbevolen!
Er zijn nog geen reacties geplaatst