Ze worden buitengesloten, met de nek aangekeken en veroordeeld tot kille kelderhokjes waar ze trillend hun aansteker richting hun geliefde Marlboro-metgezel brengen. De roker kan daarom ondertussen vergeleken worden met Freek de Jonge; ooit was hij een toevoeging aan ieder feest, ondertussen zie je ‘m liever gaan dan komen. Veel mensen onderschrijven dit, getuige het plan om ieder festival rookvrij te maken.
Vroeger -toen natuurlijk alles beter was- stond naast de pinda’s en chips een volledig buffet met rookwaar. Sigaretten, sigaren en pijptabak golden als primaire levensbehoefte voor een feest. In kroegen waar een zilverblauwe mist de boventoon voerde, was de term ‘meeroken’ nog niet uitgevonden. Niemand beschouwde het gedamp als hinderlijk, roken gebeurde daarom ook in de trein, de klas en –als het zou kunnen- onder de douche.
Gaandeweg onderging de roker een metamorfose. Het amicale figuur dat vroeger bekendstond om zijn rochelend lachje wordt tegenwoordig gezien als kwaadaardige nicotinefundamentalist. Gewapend met een pakje halfzware Samson, vloeipapier en een gifgroene aansteker schrijdt de roker van asbak naar asbak. Verschillende mensen met asfaltvrije longen lopen met hun neus richting plafond langs deze tabakjunkies, vaak met het woord ‘smeerlap’ in hun gedachten terwijl ze vervolgens pruttelend aan hun e-smoker zuigen.
Niet geheel terecht, de rokers hechten waarde aan hun trouwe afschakelmoment en doen dit daarom dikwijls met een glas bier in de hand. Behalve een adem als een gepensioneerde wiskundeleraar doen ze verder weinig kwaad. Koester daarom deze lopende schoorsteentjes om je heen, een lang leven is ze namelijk vaak niet gegund.
Er zijn nog geen reacties geplaatst