Gedurende deze verzengende zomer vertrekt menig ANWB-stel traditiegetrouw naar verschillende vakantieoorden. Bewapend met bovenformaatse zonnebril, woordenboek en zonnebrandfactor 73 reizen ze af naar diverse Europese uithoeken. En eenmaal daar aangekomen schuifelen ze in tropische temperaturen door authentieke incestdorpjes van het ene schaarse schaduwplekje naar het andere. Genieten.
Alle kneuterige kerkjes, afgebrokkelde ruïnes en abstracte musea worden onderweg aangedaan. Om vervolgens roodverbrand huiswaarts te keren en alle culturele bagage vol trots te presenteren op verjaardagen. Diverse aspirant-albino’s flaneren daarom door Italiaanse, Franse of Cypriotische straten. Her en der nuttigen zij wat plaatselijke delicatessen die het welbekende vakantiebuikje bewerkstelligen. En laat dat nou net het benodigde argument zijn voor het aanhouden van dat sportschoolabonnement.
De Nederlandse toerist is te herkennen uit duizenden. Vaak zijn ze vergelijkbaar met een asperge; lang, wit en in ieder restaurant vind je ze terug. Met praktische sandalen en dichtgeritste buideltasjes laten ze zich zuchtend in rieten terrasstoeltjes zakken om vervolgens met het woordenboek op schoot twee ‘pienow grieziejoow’ te bestellen. Uitgebreid tafelen zit er echter niet in want het programma is van minuut tot minuut vastgesteld. Tempo is prioriteit. Die vino richting keelgat dus, toeristische attracties moeten vastgelegd worden op de gevoelige plaat. Want wat is nou leuker dan met honderd anderen belachelijke posities aannemen zodat het lijkt dat je de toren van Pisa tegenhoudt.
Eenmaal terug in de vakantiebunker is de toerist afgepeigerd zoals Maarten van der Weijden dat was na zijn zwemtocht. Voeten vinden het krakkemikkige salontafeltje en de trouwe iPhone- metgezel wordt tevoorschijn getoverd. Verschillende berichtjes van het thuisfront worden unaniem beantwoord met: ‘’Ja, heerlijk. We komen helemaal tot rust hier.’’
Er zijn nog geen reacties geplaatst