De Corona-infectie of Covid-19-epidemie heeft de wereld in zijn greep en houdt ons zowel letterlijk als figuurlijk van de straat. Als het gaat om besmettelijke ziekten hebben onze voorouders trouwens al heel wat voor hun kiezen gehad. In deze miniserie nemen we u mee in de geschiedenis van pest, diarree en griep in Nederweert. Het wordt geen bijzonder vrolijk verhaal en hopelijk herhaalt de geschiedenis zich niet. Deze week de vierde en voorlaatste aflevering, verzorgd door de Stichting Geschiedschrijving Nederweert.
We hebben het in deze miniserie over catastrofale epidemieën in Nederweert nog niet gehad over lepra. De Kerk beschouwde eeuwenlang lepra (of ook genoemd ‘De ziekte van Lazarus’) op basis van een nogal dubieuze interpretatie van bijbelteksten als de straf van God voor zondig en overspelig gedrag. Lepralijders of leprozen werden daarom verstoten uit de gemeenschap. Ze werden gedwongen om ver uit het zicht te gaan wonen, ze moesten letterlijk en figuurlijk ‘oplazeren’ uit de gemeenschap. De ‘social distancing’ kent dus een lange voorgeschiedenis… De leprozen moesten hun aanwezigheid op straat kenbaar maken met een klepper of ratel, zodat iedereen tijdig gewaarschuwd was. Lepra had natuurlijk met zondigheid niets te maken maar was in werkelijkheid een bacteriële infectieziekte die werd overgedragen door ademhaling, hoesten en niezen. In die zin lijkt het een beetje op de besmettingsvorm bij Corona, maar wel met als een van de grote verschillen dat bij lepra de ziekte zich soms pas vele jaren ná de besmetting manifesteerde. Een ander verschil was dat lepra leidde tot vlekken en knobbels op de huid en soms tot gruwelijk ogende verminkingen.
Kijkgat
De oudste vermelding van georganiseerde leprozenzorg in Nederweert dateert al uit 1518. In dat jaar is sprake van ‘der laezarus vrouwen’ en deze melaatse vrouw werd van gemeentewege voorzien van turf om haar huis te verwarmen. Verder zorgde het gemeentebestuur ervoor dat zij drinkwater mocht halen in de waterput van een nabijgelegen boerderij.
Aan de binnenweg van Weert naar Nederweert, in Rosveld en pal op de toenmalige gemeentegrens, had het gemeentebestuur in de zestiende eeuw een paar quarantaine-huisjes voor lepralijders laten bouwen. Die dienden om zieke leprozen of melaatsen in afzondering te kunnen verplegen. Een afgelegen plek die zoveel mogelijk richting Weert lag werd blijkbaar als de beste locatie beschouwd. Dat die keuze risicovol was door de ligging pal aan zo ongeveer de drukste verbindingsweg in de regio, kwam blijkbaar bij niemand op. De lepralijders mochten geen kerken of kapellen bezoeken en moesten verplicht buiten blijven. Om hen toch van dienst te zijn, kregen de kerkelijke gebouwen vaak een klein kijkgat, laag naast de ingang. Al knielend konden de zieken dan van buiten uit toch een blik op het altaar of de heiligenbeelden werpen. Een ‘hagioscoop’ (letterlijk: zicht op het heilige) noemt men zo’n kijkgaatje. In de kapel van Sint Sebastianus in Weert-Laar, eveneens vlak bij de grens van Weert en Nederweert geleden – dat zal net als de locatie Rosveld geen toeval zijn – kent daar nog steeds een fraai voorbeeld van.
In Nederweert werden die quarantaine-huisjes op Rosveld vroeger ‘De Blaetenhuijsjes’ genoemd. ‘Belaet’ is een oud woord voor melaatse of lepralijder. Kluizenaar pater Theodorus van Berckel stichtte bij die huisjes in 1684 een zogenaamde kluis, een woning voor hemzelf die bekostigd en onderhouden werd door de gemeente. Van Berckel was een weduwnaar die op hoge leeftijd was ingetreden bij de paters Franciscanen. Sinds zijn komst ging dit deel van Rosveld in de volksmond al gauw ‘De Kluis’ of later ‘Bi-j Kloeës’ heten. Het was de officiële taak van de kluizenaar om leprozen, pestlijders en andere zieken te verplegen. Die missie werd van Berckel noodlottig want tijdens een grote epidemie in Nederweert in 1691 stierf hij zelf tengevolge van besmetting. Hij was nog geen zeven jaar in functie geweest.
Halfweg
Diverse kluizenaars volgden hem in de loop der jaren op. Omstreeks 1760 woonden er zelfs twee vrouwelijke kluizenaars, de dames Margaretha en Aldegundis Mertens, beiden lid van de Derde Orde van St. Franciscus en vlakbij geboren en getogen. Na het overlijden van de laatste zuster in 1773, werd de kluis opgeheven. Van lepra of melaatsheid was toen overigens al lang geen sprake meer in deze contreien. Als plaatsaanduiding bleef de naam bestaan. Het nabijgelegen huis, een boerderij annex herberg, droeg de naam ‘De Kluis’ en wordt al in 1779 onder die naam vermeld. Uit documenten uit de Franse tijd is bekend dat het een chique kroeg was die bezocht werd door de maatschappelijke bovenlaag uit Weert. In het midden van de 19de eeuw kreeg de herberg een nieuwe naam, namelijk ‘Het Huis Halfweg’. Die naam was heel toepasselijk gekozen, want het café was halverwege Weert en Nederweert gelegen. Voor menige dorstige reiziger zal het een welkome rustplaats zijn geweest. In 1901 kwam er opnieuw een familie Mertens (in de volksmond bijgenaamd ‘De Päös’) wonen maar van een café was toen al lang geen sprake meer. Het oude veldkruis dat tussen de kluis en de boerderij van Mertens stond werd in 1917 vervangen door een fraaie neogotische kapel, gewijd aan St. Antonius. Die Franciscaner martelaar van Gorcum, van wie dus een Nederweerter komaf werd verondersteld, werd in 1867 samen met zijn Weerter metgezel Hieronymus door de paus heilig verklaard. Daardoor kreeg zijn verering rond 1900 een grote impuls. Uiteindelijk heeft de aanleg van industrieterrein Kampershoek omstreeks 1990 alle sporen gewist. Van melaatsenzorg en een kluizenaarswoning is op die plek al heel lang niets meer te zien. Dat geldt ook voor de Antoniuskapel van Rosveld. Die moest wijken voor de industrialisatie en werd in 1992 herbouwd in de buurtschap Boeket waar zij nog steeds is te bewonderen.
Theodorus van Berckel was niet de enige ziekenzorger-kluizenaar in Nederweert. Hij had een collega-kluizenaar en ziekenverzorger in Nederweert-Budschop. Maar dat is stof voor de volgende en laatste aflevering uit deze serie.
Alfons Bruekers
Bijschrift foto
De Sint Sebastiaanskapel van Laar op de grens van Weert en Nederweert heeft nog een fraai kijkgat of ‘hagioscoop’. Door dat gat mochten lepralijders ondanks het toegangsverbod toch een blik op het altaar werpen. Maar wel op de knieën. Social distancing is van alle tijden. Foto: Alfons Bruekers.
4 Reacties
Prachtig verhaal Dank je wel Alfons
Met genoegen, Hans. Groeten en blijf gezond.
Hallo Alfons,
Je blijft ongeëvenaard wat de Nederweerter geschiedenis betreft. Super: dank je wel voor deze wederom gedenkwaardige bijdrage
Weer met veel plezier gelezen.
Dank je Alfons