Skip to content

Luidkeels bidden en ‘n goeie borrel

3 mei 2020 | 10:00

column Alfons Bruekers

De Corona-infectie of Covid-19-epidemie heeft de wereld in zijn greep en houdt ons zowel letterlijk als figuurlijk van de straat. Als het gaat om besmettelijke ziekten hebben onze voorouders trouwens al heel wat voor hun kiezen gehad. In deze miniserie nemen we u mee in de geschiedenis van pest, diarree en griep in Nederweert. Het wordt geen bijzonder vrolijk verhaal en hopelijk herhaalt de geschiedenis zich niet. Deze week de vijfde en laatste aflevering, verzorgd door de Stichting Geschiedschrijving Nederweert.

Net zoals bij de St. Antoniuskapel in Rosveld het geval was, bevond zich ook bij de St. Rochuskapel te Budschop een zogenaamde kluis. In 1697 kreeg een zekere Laurens Laurenssen toestemming van de bisschop van Roermond om zich als kluizenaar bij die kapel te vestigen en zowel de zielzorg als de ziekenzorg op zich te nemen. De kapel was gesticht in het jaar 1644, naar verluid vanwege een besmettelijke pestziekte die in dat jaar had huisgehouden in Nederweert. St. Rochus geldt als een van de zes zogenaamde ‘pestheiligen’. De kapel van Budschop was een officieuze hulpkerk van de St. Lambertuskerk, waar in de week van de feestdag van St. Rochus (medio augustus) heilige missen werden gelezen. Ook als er een besmettelijke ziekte was, werd een draagbaar altaar uit de grote kerk naar de kapel op Budschop gebracht. Daar werden dan heilige missen opgedragen voor degenen die kwamen bidden om genezing. De kapel stond onder dagelijks toezicht van zogenaamde broedermeesters of kapelmeesters, die door de pastoor van de St. Lambertusparochie werden aangesteld. Budschop was in die tijd een belangrijke bedevaartsplaats in de regio.

Aderlating
In de kapel van Budschop werd behalve St. Rochus ook de relikwie van het Heilig Kruis vereerd. Dat had een dusdanige grote aantrekkingskracht tot bedevaartgangers uit verre omstreken, dat de pastoor zich genoopt voelde om in te grijpen. Hij zag in de St. Rochuskapel een grote religieuze en ook economische concurrent want de bedevaartgangers waren goed voor veel geldelijke inkomsten. In 1731 werd de relikwie onder begeleiding van de bisschop van Roermond, pastoor en de twee schutterijen plechtig van de kapel overgebracht naar de St. Lambertuskerk, waardoor de verering van het H. Kruis een nog grotere vlucht kreeg. Voor de kapel was die aderlating blijkbaar geen probleem, want de aantrekkingskracht op bedevaartgangers tijdens epidemieën bleef onverminderd en ziektes gingen en kwamen. Van heinde en verre kwamen ze er op af, de zieken en zij die ervoor gevrijwaard wilden blijven. Toen in 1857 in Weert een cholera-epidemie heerste, kwamen de Weertenaren volgens berichten uit die tijd in groten getale naar de kapel van Budschop. Met z’n honderden stonden ze daar buiten de kapel ‘troepsgewijze luide gebeden stortend’. De deken van Weert had een wat dubbel gevoel bij deze hagepreken. Hij vond het op zich prima dat er in Budschop zo hard gebeden werd, zolang het maar geen te grote concurrentie voor de gebedsdiensten zou vormen.

De oude kapel raakte in verval en werd ook veel te klein om de bedevaartgangers een plek te bieden. In 1894 werd in neoromaanse stijl een nieuwe kapel gebouwd, zeg maar gerust een mini-kerk. In de voorgevel werd een gedenksteen met chronogram aangebracht. Die droeg als tekst: ‘Zalige Rochus, bewaar Nederweert evenals voorheen van alle besmettelijke ziekten, 1894’. De vergrote kapel gaf een grote impuls aan de verering en sindsdien spreken krantenberichten over jaarlijks enkele duizenden bedevaartgangers. Met als hoogtepunt de epidemie van 1918.

Spaanse griep
Anders dan de naam doet vermoeden, kwam deze pandemie in 1918 niet uit Spanje maar uit de Verenigde Staten. Toch sprak men wereldwijd van de Spaanse griep, omdat het de Spaanse media waren die in de zomer van dat jaar massaal alarm sloegen. Daardoor leek het alsof Spanje een soort China van Covid-19 was, maar dat klopte dus niet. Het aflopen van de Eerste Wereldoorlog in 1918 betekende dat honderdduizenden gerepatrieerde geallieerde militairen het virus letterlijk in sneltreinvaart mee naar huis namen en over de hele wereld verspreidden. Het waren vooral jonge mannen die aan de hevige gevolgen van deze influenza-besmetting doodgingen. In de herfst van 1918 werd er in en bij de St. Rochuskapel stevig gebeden om de Spaanse griep buiten de deur te houden. Buiten bij de kapel stonden honderden mensen luidkeels en hartverscheurend te bidden.

Het mocht niet baten. Alleen al in Nederland waren er bijna 60.000 slachtoffers, in Nederweert circa 100. In de laatste anderhalve maand van 1918 stierven in Nederweert 75 mensen, meest jonge mannen in de kracht van hun leven. De top in Nederweert lag op 28 november, 2 en 3 december 1918, elke dag vier slachtoffers. Op 4 december zelfs zes slachtoffers op een dag. Schattingen lopen op tot tussen de 20 en 40 miljoen doden wereldwijd. De toenmalige pastoor Leonard Veltmans liet zich door Kösters Mies (niet de koster trouwens) met paard en sjees naar de vele zieken brengen om de sacramenten toe te dienen. Huub Janssen publiceerde erover en citeerde de legendarische uitspraak van pastoor Veltmans, met diens Stramproyer tongval: “Mies, drink dich eine gooie borrel veur des te met mich mei gieëst, dan hilst tich de kwaoj dampe op eine aafstandj”. Een van de eerste slachtoffers in Nederweert was Joannes Hubertus Knapen, zoon van J.M.W.H Knapen (Wienders Wullem) en Maria Antonetta Raemakers. Diens overlijdensakte was mede ondertekend door de toenmalige koster Michel van Deursen die, ruim een maand en zeventig doden later, eveneens aan deze besmettelijke ziekte zou bezwijken. Een goede borrel bood blijkbaar toch niet voldoende bescherming tegen de kwade dampen.

In mei 1940 liep de St. Rochuskapel schade op door het laten ‘springen’ van de nabijgelegen Brug Vijftien door het Nederlandse leger. Het Duitse leger roofde enige tijd later ook de bronzen luidklok van de kapel. Na de oorlog raakte de kapel verder in verval en ook het Heilige Roomse Leven begon stilaan af te brokkelen. Dat leidde er helaas toe dat de kapel van Budschop in 1958 werd afgebroken. Het torenspitsje met leidak is nog jarenlang te zien geweest in de tuin van Oscar Cox bij de kanaalbrug, als een vermanende ‘vinger’ tegen zoveel afbraakwoede. Het beeld van St. Rochus, de heilige die met zijn ene hand wijst naar de pestbuilen op het ontblote bovenbeen, staat sindsdien in de St. Rochuskerk van Budschop. Daar is het nu opvallend stil om hem heen, in tegenstelling tot tijdens de griepepidemie van een eeuw geleden.

Dit is het einde van deze vijfdelige serie over epidemieën, quarantaine, lock down en social distancing in historisch perspectief. Namens de Stichting Geschiedschrijving Nederweert en de redactie van Nederweert24 dank voor de vele reacties en… blijf gezond!

Alfons Bruekers

De Sint Rochuskapel van Budschop gezien vanaf Brug Vijftien, op een ansichtkaart van circa 1955.

Advertentie

2 Reacties

  1. Weer van genoten dank je wel Alfons
    Ik kan me de kapel nog goed herinneren ben er vaker in geweest.

    • Met heel veel interesse gelezen. Dank je wel Alfons.
      Het torenspitsje dat weet ik nog, de kapel zelf herinner ik me niet meer.
      Het is wel echt raak om de zoveel jaren met ziektes en andere ellende.


Plaats een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Advertentie

Foutje gespot?

Oeps, je hebt kennelijk een foutje gespot.
Fijn dat je ons op de hoogte brengt. Met een paar klikken kun je ons hierover een berichtje sturen. We doen ons best het foutje zo snel mogelijk te herstellen en je hiervan op de hoogte te brengen.

Advertentie

Purifé – waar jouw huid centraal staat!
19 november 2024 | 21:00
Jubileumjaar 9×11 met motto ‘Bekans ieëwig jônk’
19 november 2024 | 20:01
Extra vertoningen aan de kalender toegevoegd
19 november 2024 | 19:24
Bestemmingsplannen Gutjesweg en Tiskeswej 2
19 november 2024 | 18:45

Advertentie