Geconcentreerd, met volle focus en aandacht stond hij daar te krassen. Met gebogen schouders en toegeknepen ogen hield hij het papier met zijn linkerhand vast. Tussen rechterduim en wijsvinger hield hij vijf eurocent. Met korte, ferme beweging liet hij de munt over het papier razen. Van links naar rechts, van boven naar beneden schrobde hij het papier schoon. Kleine grijze schilfertjes vielen op de grond. Naarmate hij de bodem van het papier naderde bracht hij het papier steeds dichter naar zijn ogen. Hij wilde met de vijf cent de rest van zijn portemonnee vullen met de hoofdprijs; honderdduizend euro.
Hij had zijn boodschappen nog maar net de winkel uitgedragen totdat zijn verlangen niet langer onbeantwoord kon blijven. Hij moest en zou weten wat er onder die grijze laag op het papier stond. Zijn behoefte aan vier klavertjes op een rij was intens. Noodzakelijk zelfs. Die klavertjes zouden zijn redding zijn. Ze zouden een einde brengen aan het gevecht tegen de hypotheek, overuren en lege broekzakken. Eindelijk zou zijn budget worden aangevuld. Ten langen leste kon hij een keer doen wat hij wou. Voorgoed zouden de kopzorgen over geld over zijn. De kans was er, een kans van één op honderd.
De vele blikken bier in zijn boodschappentas en vlekken op zijn broek waren het bewijs van zijn ellende. Ze verraadden de dagelijkse verdoving die hij nam tegen de hoofdpijn. Die eeuwige denkpijn van de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Het kraslot moest daar verandering in brengen. De minuscule figuurtjes op het papier moesten de deur naar rijkdom openen. Zij móesten hem de mazzel gunnen om te kunnen winnen. Zij zouden daar verschijnen na het krassen. Zij zouden zijn verlossing zijn. Ze moesten er zijn.
Zijn werkschoenen schuifelden onrustig op en neer naarmate de climax naderde. De weg naar verlossing was in zicht. Het water waarmee het vuur geblust moest worden liet niet lang meer op zich wachten. Zijn ogen sloegen dicht en zijn gezichtsuitdrukking ging van geconcentreerd naar een zucht. Weer mis. Wederom geen hoofdprijs. Nog altijd de misère van een armoedig leven. Weemoedig gooide hij het papier op de grond en sjokte hij weg. Weer was zijn droomleven aan zijn neus voorbijgegaan en bleef hij in dezelfde armoe.
Er zijn nog geen reacties geplaatst