Op 21 maart vindt in openluchtmuseum Eynderhoof te Nederweert-Eind een molencongres plaats in het kader van “Het jaar van de Limburgse molens“. Alle betrokken molenaars, vrijwilligers, overheden en instanties als de waterschappen, natuurorganisaties, IKL, Gilde, LLTB en de Universiteit Maastricht komen dan bij elkaar om samen een plan de campagne te maken over de Limburgse Molens.
Jaar van de Limburgse molens
Door oprukkende bebouwing en aanplant van bomen is de windvang van een aantal windmolens niet optimaal. Watermolens kampen soms met waterpeilen, die een goed gebruik van de beschikbare waterkracht in de weg staat. Daarnaast is het aanvragen van financiële steun niet altijd even makkelijk, waardoor soms noodzakelijk onderhoud achterwege blijft. Ook het aantrekken, faciliteren en opleiden van molenaars en vrijwilligers blijft een punt van aandacht. Limburg telde in de 19e eeuw nog honderden molens om graan te malen, olie te slaan, papier te maken of hout te zagen. Daarvan zijn er nu nog 88 over en worden onderhouden door circa 120 molenaars.
De Limburgse molens zijn niet alleen van grote landschappelijke waarde, maar ze trekken jaarlijks ook veel toeristen. De molens zijn veelal eigendom van gemeenten, stichtingen en particulieren en worden veelal belangeloos gerund door honderden vrijwilligers. Toch kosten de molens jaarlijks veel geld. Het zijn praktisch allemaal monumenten waarvan restauratie en onderhoud alleen maar door specialisten kan worden uitgevoerd. Inspecteurs van de Monumentenwacht zien daar op toe.
Een molen is immers een van de eerste werktuigen van de mens om moeizaam handwerk makkelijker te maken. Het bedienen van de molens vereist dan ook een opleiding, die vroeger vaak van vader op zoon werd doorgegeven maar tegenwoordig door Gilde van Vrijwillige Molenaars wordt verzorgd in Roermond. Het ambacht van molenaars is zo bijzonder dat Unesco het vorig jaar heeft geplaats op de internationale lijst van immaterieel erfgoed.
Er zijn nog geen reacties geplaatst