Gestaag doorliepen ze de afgelopen weken alle voorrondes. Wereldvoetbal tegen Franse, Duitse en Poolse clubs gaven de Amsterdamse ploeg het lef dat ze uitstraalde. Parallel met de overwinningen steeg de kampioenkoorts onder de supporters. Spanning en sensatie alom. Een bedevaartsgang die wekelijks op televisie te aanschouwen was, met als heilige finish: die finale in Stockholm.
Ajax droeg eventjes de verantwoordelijkheid van de toekomst van het Nederlandse op de schouders. Even hadden zij de abiliteit de Hollandse school in de kijker te spelen. Op de velden waar zij een kleine twintig jaar geleden furore brachten, werd de kans op herhaling zichtbaar.
Het dartelende spel gaf vertrouwen. De spelers oogden scherp, maar voetbalden met zichtbaar plezier. De coach die in zijn begin nog veelal scepsis oogste, ontving nu niks minder dan lof. Met een uitzonderlijk jong team knokte Ajax zich tot de finale. Hoe dichterbij deze beslissende wedstrijd kwam, hoe overtuigder de rood-witte fanschare werd van hun zaak. Zelfoverschatting kwam. De Amsterdamse bluf die hen tot dusver zo ver had gebracht begon hen parten te spelen.
Mensenmassa’s stroomden op een prachtige zomerdag goedgemutst richting pleinen, kroegen en kantines. Allemaal om die beslissende wedstrijd te aanschouwen, die wedstrijd waarin hun Ajax wel even zou winnen. Niks was minder waar. Ajax ontmoette zijn meerdere in het schaakvoetbal van Manchester en werd even fijnbesnaard op zijn plek gezet. Plots ontwaakte iedereen. Sprookje over.
Er zijn nog geen reacties geplaatst