Ooit was het landschap van de Groote Peel in Ospel een weidse vlakte met kilometers ver uitzicht. De lichtglooiende hogere delen waren slechts begroeid met heide en werden begraasd door schaapskuddes. In de natte delen werd eeuwenlang turf gewonnen voor de verwarming van huis en haard. Bomen waren toen nog – letterlijk – in geen velden of wegen te bekennen.
Groot was dan ook de verrassing toen tijdens de droge zomer van 1949 door de legendarische Ospelnaar Graad van Deursen een opzienbarende ontdekking werd gedaan. Graad was klein van stuk maar zijn daden waren groot. Hij was boer, caféhouder, doodgraver, tuinman, zanger, natuurliefhebber en bovenal fervent jager. Op een van zijn vele strooptochten (een woord dat in zijn geval ook letterlijk van toepassing was…) door de Peel ontdekte hij door de lage waterstand iets wat leek op kienhout. Dat zijn restanten van boomstronken die wel vaker werden gevonden bij het turfsteken. Van Deursen deed zijn vondst tussen de Eerste Baan en de Tweede Baan, aan de zuidrand van de Peel. Hij schonk er aanvankelijk weinig aandacht aan, maar toch bleef de vondst hem bezighouden. In de herfst van 1950 ging hij met enkele turfstekers op onderzoek uit. Zij groeven wat in de rondte en wat zij uiteindelijk vonden overtrof ieders verwachting. Diep in het veen, bijna twee meter onder de oppervlakte, lag een omgevallen eikenboom van kolossale afmetingen. Een reus van een boom had hier gestaan en de stam die men terugvond mat 16 meter lengte. Aan de kruin zat nog een dikke tak van 4 meter, zodat de totale boom zo’n 20 meter lang was.
Omdat de boom vrijwel geheel diep in het natte veen lag, was hij goed geconserveerd. Het kostte de grootste moeite om het meer dan 12000 kilo zware gevaarte op het droge te krijgen. Met een raamzaag werd de meer dan een meter dikke stam daarom eerst middendoor gezaagd. Men telde meer dan 200 jaarringen dus zo oud moet de boom geweest zijn voordat hij het loodje legde. De vondst werd groot nieuws in de regionale en provinciale pers en in de volksmond sprak men over de ‘reuzenboom uit de Peel’. Het bergen van de boom trok veel bekijks. De in die tijd bekende houtzagerij Vilrokx bij de Biesterbrug in Weert kocht de boom voor 500 gulden en voerde de twee stamdelen naar Weert. Daar werden ze in een donkere ruimte langzaam gedroogd. Het hout was zeer gewild omdat het deels versteend was, prachtige ‘tekening’ had en zich uitstekend leende voor kunstzinnig houtsnijwerk en meubilair. Timmerman Jean Bruekers uit de Kerkstraat in Nederweert verwerkte een deel van de boom tot een prachtige wandbetimmering in het notariskantoor Biezenaar. Wetenschappers nemen aan dat de boom ongeveer 7000 jaar oud was. Daarmee zou dit hout het alleroudste organische overblijfsel uit Nederweerts verleden moeten zijn. De kleine Graad van Deursen had achteraf gezien een vondst van grote wetenschappelijke betekenis gedaan.
Alfons Bruekers
Er zijn nog geen reacties geplaatst