In de Sint-Lambertuskerk te Nederweert stond in het midden van de 19de eeuw een offerblok bij het beeld van Onze Lieve Vrouw. Een offerblok of offerbus is een kastje met een gleuf. Gelovigen kunnen daar giften in deponeren. Het kerkbestuur bemerkte begin 1856 dat de opbrengst van de giften niet meer zo groot was als voordien.
Hengelen in de Sint-Lambertuskerk
Wat was er aan de hand?
De koster van de Sint-Lambertuskerk had op 8 januari 1856 gemeend te zien dat een vrouw, vergezeld van een ongeveer 8-jarig jongetje, bij het offerblok vreemde bewegingen maakte. Het leek wel alsof zij geldstukken uit het offerblok haalde. Maar de koster was niet zeker van zijn zaak. Op 14 januari werd de vrouw weer in de kerk gesignaleerd, nu met een wat ouder meisje. De koster, die zich verscholen had bij het orgel, zag dat zij met instrumentje door de gleuf van het offerblok hengelende bewegingen maakte. Hij kon echter niet zien hoe het instrumentje eruitzag. Hij zag wel dat zij uit het offerblok koperen en zilveren muntjes haalde en die bij zich stak. Nadat de vrouw de kerk had verlaten, werd het offerblok geopend. Bij telling van de inhoud bleek dat naar schatting ongeveer driekwart gulden uit het offerblok was verdwenen. Men wist nu haast zeker dat het deze vrouw was die geld uit het offerblok viste maar hard bewijs ontbrak. Om haar te kunnen betrappen stak men de koppen bij elkaar om een list te verzinnen.
Wat was de list?
Besloten werd om een aantal munten te voorzien van herkenningstekens. Op 16 januari werden 157 centen, gemerkt met de letters H.G., in het offerblok gedeponeerd. Op 22 januari vertoonde de vrouw zich weer in de kerk, ditmaal samen met een ouder meisje dan de vorige keer. Twee personen hadden zich verborgen in de kerk opgesteld. Zij zagen dat de vrouw met een gebogen instrumentje in het offerblok begon te vissen en er steeds iets uit ophaalde. De twee “detectives” verlieten snel hun schuilplaats, hielden de vrouw en het meisje aan en brachten hen naar het raadhuis. Daar werden zij op bevel van wethouder Kroef gefouilleerd. Men vond bij hen 21 centen met daarop de letters H.G. en enig lijm. Vervolgens werd het offerblok geopend en telde men de centen daarin. Er bleken 21 centen te ontbreken. De beide vrouwen werden overgedragen aan Justitie. Bij onderzoek in het vertrek waar de fouillering had plaatsgevonden, vond men later nog een stukje balein dat tot een rechte haak was gebogen en waaraan zich lijm bevond.
De zaak voor de rechtbank
De vrouwen moesten zich wegens diefstal in de kerk van Nederweert voor de rechtbank te Roermond verantwoorden. Ondanks de betrapping op heterdaad, ontkenden beide beklaagden halsstarrig en in alle toonaarden dat zij zich aan de hen ten laste gelegde diefstal schuldig hadden gemaakt. Zij beweerden naar de kerk te zijn gegaan om bij een miraculeus kruis te bidden voor het herstel van een verlamd kind. De bij hen gevonden centen hadden zij van huis meegenomen om daar in Nederweert brood voor te kopen. Op de centen kon geen lijm gezeten hebben maar wel stroop. De vrouw had een boterham met stroop in haar tas gehad. Er werden ook drie getuigen gehoord. De advocaat, die zij ter verdediging hadden meegenomen, gaf na het afleggen van een verklaring door de eerste getuige te kennen van de verdediging af te zien. Hij zag blijkbaar het hopeloze van de zaak in.
De rechtbank verklaarde op 20 februari 1856 de dames Maria Catharina Geelen, echtgenote van Peter Jan van Bree, en haar 17-jarige dochter Anna Maria van Bree, beide uit Weert, schuldig aan de hen ten laste gelegde diefstal. Zij veroordeelde de vrouw tot zes maanden eenzame opsluiting en de dochter tot drie maanden gevangenisstraf.
Wat weten we van de daders?
Moeder Maria Catharina Geelen, ook vermeld als Joanna Catharina Gielen, is geboren op 30 augustus 1813 te Nederweert. Zij is op 20 april 1737 voor de wet en op 24 april 1837 voor de kerk te Nederweert getrouwd met Peter Jan van Bree, landbouwersknecht, geboren te Laar, Weert, op 7 september 1815. Haar beroep was ten tijde van het huwelijk dienstmeid. Het echtpaar Van Bree-Geelen is gaan wonen bij de ouders van Joanna in de Kerkstraat te Nederweert. Daar is hun dochter Anna Maria van Bree op 15 juli 1838 geboren. Nadien zijn nog in Nederweert geboren Maria Catharina van Bree op 11 januari 1841 en Wilhelmus van Bree op 25 maart 1844
Het echtpaar Van Bree-Geelen is tussen 1844 en 1884 verhuisd naar Hushoven, Weert. Daar werden drie dochters geboren: Lucia op 14 mei 1848, Petronella op 25 juli 1851 en Wilhelmina op 14 maart 1855. Maria Catharina Geelen is op 15 november 1888 op 75-jarige leeftijd overleden te Weert.
Dochter Anna Maria van Bree is na de verhuizing van het echtpaar Van Bree-Geelen naar Hushoven blijkbaar bij haar grootouders Gielen in Nederweert blijven wonen. Dat blijkt uit het bevolkingsregister van 1851. Nadien is zij bij haar ouders gaan wonen. Dat leid ik af uit het feit dat bij haar veroordeling in 1856 Weert als haar woonplaats is vermeld. Anna Maria van Bree is op 24 januari 1883 op 44-jarige leeftijd overleden te Weert. Zij was ongehuwd.
Uit deze beschrijving blijkt dat de daders van de diefstal uit het offerblok in de Sint -Lambertuskerk in 1856 geen vreemden waren maar geboren en getogen Nederweertse vrouwen.
Wil Filott
De Erfgoedgemeenschap Nederweert is het collectief van vier organisaties die actief zijn op erfgoedgebied in Nederweert: Stichting Geschiedschrijving Nederweert (SGN), Stichting Regionaal Archeologisch Bodem-Onderzoek (STRABO), Geschied- en Oudheidkundig Genootschap De Aldenborgh en Stichting Cultuurhistorische Publicaties voor de regio Weert. Hun doel is het stimuleren van de belangstelling voor, en het behoud van erfgoed in de gemeente Nederweert. Door middel van lezingen, excursies en publicaties. Daarbij wordt ook het zogenaamde immateriële erfgoed niet vergeten, zoals genealogie, historische tradities en folklore.
1 Reactie
Dat hengelen naar geld in een offerblok is heden ten dagen nog steeds actief.
In de Kapel van schoor weten ze daar alles van.