Vroeger was het goed. Een biertje kostte vijftig cent, de jeugd had nog respect en iedereen droeg altijd netjes z’n gordel. Vroeger, toen was er geen ebola en vroeger –u raadt ‘m al– toen waren er nog geen jihadisten. Vroeger, toen praatte je nog met elkaar, in plaats van via een klein oplichtend schermpje. Ja vroeger, dat was me nog ’s een tijd.
‘’Onze jeugd heeft tegenwoordig slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen.’’ Deze tekst werd niet uitgesproken over de huidige toestand van de normen en waarden binnen de Nederlandse jeugd. Deze woorden werden zo’n 2500 jaar geleden uitgesproken door de filosoof Socrates. Ook hij hield schijnbaar van een lekker potje schelden op de stand van zaken destijds. Dat ’t niet naar tevredenheid verliep, blijkt uit zijn daadkrachtige taal. Socrates was ’t kotsmoe. Hij kon de ‘rotjong’ en ‘ettertjes’ uit die tijd niet meer uitstaan. Tijd voor verandering vond hij. De oude Griek keek met heimwee terug naar 2540 jaar geleden. Dat was nog eens een tijd: geen gezeik, iedereen deed normaal; geen wolkje aan de lucht.
Steeds meer mensen snikken bij de gedachte aan nóg meer technologie, vluchtelingen of vertrekkende Eredivisiespelers. Ze mobiliseren elkaar in kwijnende zeurclubjes en jutten elkaar net zolang op totdat het lijkt of de wereld onder hun voeten verdwijnt. Met een chronische frons aanschouwen ze iedere bron van frustratie op straat, tv of supermarkt. Alles is kut en als het nog niet zo was, dan wordt het dat nog wel. Het is immers nu en niet vroeger. Angstig aanschouwen deze mensen de toenemende denkbeeldige ravage om hen heen. Om vervolgens tot de conclusie te komen dat er een bron van deze ellende is. Een zondebok is wanted. Deze wordt aangewezen in het ‘gevaar’ van buitenaf. Hetgeen wat ze niet kennen is per definitie slecht, dit was er immers vroeger nog niet en veranderingen passen niet in hun conservatieve toekomstvisie. De bewuste verzuring zet door.
Echter, het daadwerkelijke probleem is de verloren grip op realiteit. De subjectieve vertroebeling hangt als een waas over de netvliezen. Vol afschuw spuwen ze hun onzin uit over mensen die ze niet kennen. Irrationaliteit en frustratie dirigeren hun denkbeeld. Met een constante irritatie slaan zij de wereld gade. Dingen veranderen en zij zijn er het eeuwige slachtoffer van. Iedere dag begint met een grom en een snauw. Met heimwee herinneren ze zich vroeger. Vroeger, toen ze nog nadachten.
Er zijn nog geen reacties geplaatst